17 oktober 1989
Een mens is een beperkt egoïstisch wezen, met een mogelijkheid om lief te hebben. God is liefde. Een mens kan liefde worden. Eenmaal je van die liefde geproefd hebt wil je er altijd meer en hoe meer je er krijgt, hoe meer je er wordt. Maar die liefde kan niet binnen als je eigen beperkingen niet verdwijnen. Een mens is zijn eigen beperkingen, is zijn eigen begrenzingen, daarmee identificeert hij zich en daarmee identificeert een ander hem. Om die liefde toe te laten, binnen te laten, moet je zelf sterven. Daarom is sadhana tegelijk zo pijnlijk en zo prachtig, zo vervullend. Telkens is die afwisseling er van dat beperkt zijn en dan weer meer liefde. Een groter potentieel om er te geven en er te ontvangen.