1984 visioen:
Ik droomde dat ik op een weg wandelde in de bergen. Het was heel beeldend, aan de ene kant van de weg was er een diep ravijn en aan de andere kant was er een rotsachtige wand, steil naar omhoog. Het was een eenvoudig rustig, een beetje slingerend pad met op het einde van de weg een huisje. In mijn hart wist ik dat ik het huisje zou bereiken. Boven mij was er een strookje blauwe hemel, het was dun en lang gerekt, het volgde het pad. Ernaast, rechts, richting ravijn waren er dreigende donderwolken aan de hemel. Ik keek ongerust naar de hemel. Helemaal onverwacht kwam er van de andere kant, links dus, de kant van de steile rotsen een sneeuwlawine. Ik viel en werd helemaal bedolven onder de sneeuw. Ik stond vliegensvlug terug recht, schudde de sneeuw van mij af en stapte verder. Ik had ondertussen gemerkt dat er bovenop die rotswand, schuin achter mij, wezens stonden, het leken oude wijzen. Ze keken naar mij en toen de lawine op mij viel, waren ze bang en bezorgd. Toen ik weer rechtstond, waren ze opgelucht. Ze leken over mij te waken maar ze konden niet echt ingrijpen, zij keken gewoon toe. Het gaf mij een goed gevoel. Er werd over mij gewaakt en ik ging ergens naartoe. Er was een doel, ik zou dat huisje bereiken maar ondertussen moest ik mijn weg alleen verderzetten. Er kon nog van alles gebeuren en ik zou vallen en opstaan. Deze erg realistische droom maakte veel indruk op mij. Jaren later voelde ik mij er, in moeilijke tijden, nog steeds door gesteund.